Dokkershaven – van Dishoeckhuis

Vlissingen

2007

Een industrieel gebied midden in de stad is tamelijk uniek. Mij lijkt het een goed idee om iets van de dynamiek en de schaalsprongen en de ruige uitstraling van die industrie te laten meeklinken in het ontwerp voor een nieuwe invulling van dit gebied. Meer dan een vage herinnering. Niet op een manier die meteen in het oog springt. Ook niet door een of twee oude objecten zoals kranen, op de kade achter te laten. Maar meer op een verborgen wijze opgenomen in de (conceptuele) basis en uitwerking van het plan. Zodat deze bijzondere locatie bijzonder blijft en niet helemaal oplost in het algemene en non-descripte stedelijk weefsel van de stad.
Dat is niet eenvoudig. Zeker niet nu reeds bepaald is dat in het plan de historische situatie tot uitgangspunt gemaakt wordt. Voor het voormalige Van Dishoeckhuis is zelf eenvoudigweg een reconstructie voorzien. Dat doet echter geen recht aan de geschiedenis en evenmin aan de huidige tijd met eisen van comfort en het ontstaan van nieuw stedelijk elan, eigentijdse impressie en beleving van deze woonwijk.

Voor de architecten is het van belang een structuur te ontwerpen, een raamwerk wellicht meer, dat de toekomstige bewoners kansen en mogelijkheden bied om zelf de uiteindelijke stad te maken. De percelen en het continue gevelbeeld zijn dan sterk ordenende elementen in die structuur, waarvan veel zal afhangen.
De structurele ongelijkheid van gevelbeeld (zoals ook de historische analyse te zien geeft) daarbij mooi aansluiten. Ook wat materialisering en indeling betreft. Bijna zoals Sitte het ruim honderd jaar geleden al voorschreef voor de traditionele, pittoreske stad. Een soortgelijke methode werd eveneens benut voor de wederopbouw van Middelburg, waarin een uitgekiende parcellering (vaag gebaseerd op de historische) werd gecombineerd met een oog voor toen moderne verkeersproblematiek en een discutabele (en veel bekritiseerde) keus voor baksteen als prominent materiaal. Op die wijze werd met zichtlijnen en assen een kunstmatig pittoresk beeld gecreëerd dat zich uitte in de sfeer van een middeleeuwse en organisch gegroeide stedelijke structuur.

Van Dishoeckhuis

Architect J.P. van Bauerscheit de jonge (1699-1768) bouwde in 1733 Het Huys van Myn heer van Dishouck, heer Van Oudhuyzen, borgermeester van de Stad van Vlissingen aan de Houtkade in Vlissingen.
Van Bauerscheit de jonge werd door zijn vader opgeleid als beeldhouwer(beltsnijder) en reeds in 1712 als zodanig in het Antwerpse St Lucasgilde ingeschreven. Pas op latere leeftijd bekwaamt hij zich in de bouwkunst. Het Van Dishoeckhuis is, na het landhuis Der Boede, het eerste grote patriciërshuis in Zeeland.
Van Bauerscheit zal, mede door bemiddeling van zijn vriend en collega Jan de Munck, stadsarchitect van Middelburg, in de periode 1730-1750 vele stadspaleizen en landgoederen voor welgestelde VOC-bewindvoerders op Walcheren realiseren. Zijn huizen kenmerken zich door een sobere barokstijl, veelal in eenvoudige baksteen opgetrokken met decoraties en raamomlijstingen in natuursteen, een streng symmetrisch en afleesbaar ordeningsprincipe in de gevelcompositie, kenmerken friezen (een stijlelement overgenomen Tilman van Gameren) en een uitbundig gebeeldhouwde middenrisaliet. In het interieur valt op dat de trap en hal niet de prominente plaats innemen, die je in een typische barok plattegrond zou verwachten. Wel vormt de meestal smalle gang dwars door het huis een open ader van voor tot achter zodat een directe verbinding tussen voor en achter (straat en tuin) wordt opgedrongen aan de bezoeker. Deze gang beheerst in feite de hele doorsnede van het huis. In het Van Dishoeckhuis springt de belvedere op het dak in het oog, omdat deze in geen enkel ander huis voorkomt en als het ware een derde opening (naar boven toe) vanuit de gang veroorzaakt. Licht en lucht lijkt bij Van Bauerscheit dus belangrijker dan prachtvolle versiering.
Nog soberder vormgegeven is het koetshuis behorend bij het grote huis; een meer nadrukkelijke verwerking van de inzichten van Tilman van Gameren. Dit uit zich vooral in de middenrisaliet, die met een vanuit de gevel opgetrokken dakkapel met fries, het beeldmerk van met name de Poolse paleizen van Van Gameren draagt.

In de ‘reconstructie’ van dit grote huis is de open hal (horizontaal en verticaal) tot uitgangspunt van het ontwerp gemaakt. Dat past bij de functie: een hotel of logies gebouw met de mogelijkheid tot grote feesten op de verhoogde begane grond. In die opzet is de relatie met de tuin erg belangrijk. Voorheen was dit uiteraard een privé aangelegenheid, nu komt alles voor iedereen open te liggen. Binnenterreinen en tuinen vormen een belangrijk belevingselement van de historische stad, die we hier optimaal willen inzetten. Ook de belvedère op het dak wordt opnieuw gebruikt. Zo’n prachtige kans om de stad vanaf dit niveau gade te slaan heb je haast nergens.
Het oude volume wordt teruggebracht, inclusief de verhoogde begane grond. Waar voorheen de gevel een grote mate van reliëf door de opulente versieringen en barokke decoraties bezat, is dit in de nieuwe versie vervangen door de sterk gelaagde glazen gevel. In de albasten en geheel doorzichtige panelen zijn de beeltenissen van twee beroemde maritieme Vlissingers zichtbaar: Michiel de Ruyter en Frans Naerebout. Nauwgezet is het barokke lijnenspel van de gevel teruggebracht in de paneelverdeling, die bovendien ‘verdubbeld’ wordt doordat er grote delen geopend moeten kunnen worden vanwege de achterliggende ruimten. Zo komt het oude reliëf op een nieuwe wijze tot leven. Op het dak verschijnt als teken van de vernieuwing een grote glazen lichtkoepel. Het hele huis zal bij avond een stralende verschijning blijken te zijn: het symbool van de totale vernieuwing van dit gebied.

 

opdrachtgever: AM Concepts, Nieuwegein

ontwerp: april 2007

team: Ralph Doggen, Rensley Mattheeuw, Johan de Koning

competitie team totaal plan: AM Concepts, AM Zeeland, BAR architects, AWG architecten, WTS architecten, Paul van Beek Landschappen, Laboratorium voor Architektuur

uitvoering totaal plan: vanaf 2010