SCHIP DER KERK / de kerk voor het derde millennium

[:nl]Rotterdam

1994

De kerk van de toekomst zal een veel bescheidener opstelling in de samenleving moeten kiezen. De uiterlijke verschijning van de kerk, in de stedelijke struktuur, het kerkgebouw, zal van deze nieuwe bescheidenheid een duidelijke afspiegeling moeten zijn. Overigens is bescheidenheid wat dat betreft een reeds lang besproken eigenschap van een kerkgebouw. Dit vanwege de kwestie van of voor wie dit huis nu bedoeld is, voor God of voor Zijn gemeente. Wanneer koning David voor de Heer een huis wil bouwen, stuit dit op weerstand in de Hemelen.(2 Samuel 7) Net zo min als Gods wezen kan worden vastgelegd in een gouden kalf (of welk ander beeld dan ook) kan Zijn aanwezigheid worden vastgelegd op een bepaalde plek. Wanneer God aanwezig is, dan is dat over het algemeen onzichtbaar en onmerkbaar, of, op z’n best, als het ruisen van een zachte avondkoelte, het effekt van een brandende doornstruik, een traag meebewegende wolk. Alleen als het echt spektakulair moet, als een vuurkolom, met rommelende donders en bevende bergen, of als allesverterend licht. God is niet in een gebouw, niet statisch. Maar Hij is juist dynamisch, overal en nergens, onnavolgbaar en bovenal merkbaar in de wereld door Zijn daden en (dus) zichtbaar door Zijn schepselen bij uitstek: de mens. Gemaakt naar ‘hun’ beeld. Daarmee bevestigt de Heer zelf op impliciete wijze het permanente, statische karakter van architektuur. David wil een gebouw, duurzaam, sterk en solide. Het enige dat voor Hem enigszins te tolereren is, is een tent. Een tent is net als de mens mobiel, fragiel, kwetsbaar en tijdelijk. Zo wil God verbeeldt worden. Zo kunnen gebouwen niet zijn, (zeker niet de tempels die men toen bouwde, dus geen monumenten voor God) en daarom kan een gebouw nooit een Huis van God zijn. Wel een plaats waar Hij Zijn mensen ontmoet. Een rustplek onderweg. Een oase, waar je op adem kan komen. Waar water is en voedsel voor de geest. Waar mensen naar toe trekken om zichzelf te laven en anderen te ontmoeten. De plaats van samenkomst, net als eertijds die tent. “Waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar zal ik te vinden zijn”[:]